Een paar maanden terug – nog vóór de samenstelling van de nieuwe regering – was er de roep om een het aanstellen van een minister van voedsel. Het was een idee van de Stichting Natuur en Milieu om zo iemand in het nieuwe kabinet te benoemen. Geen gek idee. Maar wat volgde, was eigenlijk het tegenovergestelde. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) schrapte de term landbouw. Wonderlijk, want als we een gezonde samenleving willen, is duurzame land- en tuinbouw (waarmee Nederland tot dusverre wereldwijd voorop liep) geen overbodige luxe.
De laatste jaren was voedingsvoorlichting al het stiefkindje van twee ministeries. Het Voedingscentrum wordt gefinancierd door het ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport (VWS) én van EL&I. Maar in verband met de bezuinigingen werd de subsidiekraan steeds verder dichtgedraaid en moesten waardevolle voorlichtingsprojecten worden afgebouwd. Dat is opmerkelijk, want als we de zorgkosten willen beheersen, is een volk dat verstandig eet en gezond beweegt zo’n investering waard.
Maar er is scepsis over het effect van allerlei campagnes die mensen op hun verkeerde gedrag wijzen. “Dat bepaal ik zelf wel,” is het motto. Bovendien, als de overheid de opsteker is van het corrigerende vingertje, dan wekt dat kennelijk extra weerzin. Het vertrouwen in onze volksvertegenwoordiging en ambtenarij lijkt te ver weggezakt. Dat geldt trouwens ook voor ons vertrouwen in de wetenschap, wier reputatie gebutst is door frauderende onderzoekers en blunderende artsen. De ene dag lees je dat antioxidanten goed voor je zijn en je tegen enge ziektes beschermen en de volgende beweert een geleerde weer dat ze de therapieën dwarsbomen bij de bestrijding van de kwaal. Het Algemeen Dagblad beeldt een struise stronk broccoli af bij het artikel en de suggestie is gewekt. Gezonde groente is misschien juist slecht voor je gezondheid… Een briefschrijver reageert de volgende dag: “Het zal me allemaal worst zijn. Ik blijf gewoon broccoli eten.” Terecht. De krant valt ook al niet te vertrouwen.
Zouden we vertrouwen hebben in een minister van voedsel? Of een voedselautoriteit? Onlangs werd een functionaris van het RIKILT (een van oudsher bekend onderzoeksinstituut op het gebied van voeding in Wageningen) benoemd tot buitengewoon hoogleraar Voedselauthenticiteit en –integriteit. Saskia van Ruth gaat zich aan de Wageningse universiteit bezighouden met onderzoek naar de unieke kenmerken van voedingsmiddelen. Daarbij gaat zij zich in het bijzonder richten op producten die maatschappelijk verantwoord geproduceerd zijn. Zo zouden we straks kunnen beschikken over een wetenschappelijk onderbouwde beschrijving van producten, over hun productiewijze en over de herkomst. Het zou het vertrouwen in onze voeding kunnen versterken. Want de interesse van de consument in de ‘echtheid’ van voedsel, de productiewijze en herkomst groeit wel, evenals het besef van de relatie tussen voeding en gezondheid. Tegelijkertijd groeit de argwaan jegens voedsel dat is samengesteld uit een reeks van grondstoffen en onnatuurlijke toevoegingen. Een voorspelde trend is dat koks zich meer gaan richten op pure producten, zelfs op de re-creatie van oervoedsel. Het is weer een stap verder dan het koken met verantwoord geteelde streek- en seizoensproducten. Bij het Voedingscentrum gaan ze weer iemand aantrekken die ingewikkelde voedselwetenschap gaat vertalen in hapklare brokken voor het publiek. Het zijn allemaal signalen die wijzen op het ‘serieus nemen’ van voeding en de manier waarop we voedsel produceren en ons daarbij betrokken voelen. Voedselidentiteit, -integriteit en –authenticiteit zouden wel eens belangrijke begrippen kunnen worden. Al zal het sommige mensen allemaal worst zijn.
Zoekresultaten voor: Voeding
Think local, act local…
In een lange, drukke winkelstraat zijn enkele bakkerswinkels gevestigd. “Je moet duidelijk maken dat jij de beste bent,” zegt de marketingadviseur tegen één van de bakkers. Zijn gevel krijgt een facelift en op de etalage claimt de ondernemer ’de beste bakker van de stad’. Zijn collega verderop wordt zenuwachtig en beschouwt de positionering van zijn concurrent als een aanval. Na een paar dagen hangt hij een lichtbak op met onder zijn naam ’s lands beste bakker’. De eigenaar van de broodwinkel aan de andere kant van de straat kan niet achterblijven. Hij laat zijn hele zaak restylen en kiest een nieuwe naam en slagzin: ’Wereldbakker’: het beste brood ter wereld.’ De wedloop der superlatieven is losgebarsten. Toch is er nog een kleine lokale bakker die het aandurft in deze drukke winkelstraat tussen zijn concurrenten een nieuwe vestiging te openen. Als op een dag de doeken van de winkelpui worden verwijderd, hangt daar een verrassende gevelreclame: ’De beste bakker van de straat’.
Deze anekdote wijst niet alleen op het belang van gepaste bescheidenheid of de populariteit van de underdog. Noch aan credo’s als ’less is more’ of ’small is beautiful’. Er is een duidelijke trend waarneembaar naar lokaal ondernemen, kortere lijnen tussen producent en consument. Je ziet dat zelfs in de Franse super- en hypermarkten. Boven de afdelingen voor verse waren, zoals groente en fruit en vlees en vis, hangen enorme posters waarop de boeren en tuinders uit de regio met naam en toenaam worden voorgesteld als de producenten. Ook in Nederland zie je dat en portretteert het klantenblad van de super de boeren en tuinders die voor deze winkels produceren. ‘s Lands grootste zuivelmerk organiseert open dagen bij de eigen melkveehouders zodat de klant zelf kan ervaren dat zijn melk uit de naaste omgeving komt. Al het goeie komt van uw eigen koeien… zoiets.
De trend om producten bij primaire producten in de omgeving te halen, is niet nieuw. In het weekend karren talloze kookhobbyisten langs de erven in de omgeving om direct bij boer of tuinder verse waar te kopen. Lokale detaillisten en restaurateurs doen dat trouwens ook. Het fameuze tijdschrift 19NU publiceerde daarover zo’n 20 jaar geleden een reportage. Komen de boeren en tuinders niet meer naar de stad, zoals dat in Frankrijk nog wél gebeurt, dan komt de burger wel naar de boer.
Langzamerhand wordt food FLOSS: Fresh, Local, Organic, Seasonal en Sustainable. We zien het aan hippe concepten zoals urban agricultuur, standslandbouw op daken van gebouwen. Niet dat we daarmee nu de monden van een miljoenenstad kunnen voeden, maar het idee is aardig. Zeker is dat bij de verdergaande urbanisatie, met name in de snelgroeiende economieën, de behoefte aan locale voedselproductie zeer groot is.
Kunnen we dan volledig zonder de grootschalige, intensieve voedselproductie? Het valt voorlopig niet te verwachten. Met de groeiende wereldbevolking neemt ook de behoefte aan meer en beter voedsel toe. Dat geldt niet alleen voor plantaardige producten, maar ook voor dierlijke. Met het stijgen van de welvaart neemt ook de behoefte aan dierlijk eiwit toe. Maar dit logische verlangen zal een enorme aanslag zijn op onze aarde, tenzij we kans zien deze productie duurzaam in te richten.
Nederland, één van de grootste exporteurs van agrarische producten en voedingsmiddelen, speelt in dit proces een belangrijke rol. Behalve producten zal het land steeds meer kennis en complete productieketens gaan exporteren om in de groeiende mondiale voedselbehoefte te helpen voorzien. In de omgeving van de grote steden zullen geïntegreerde voedselcomplexen verrijzen. Korte lijnen, vers, lokaal, duurzaam geproduceerd, seizoensgebonden en zo mogelijk biologisch. Kleinschalig lukt dat al vrij aardig.
Het goede voorbeeld
Goed voorbeeld doet goed volgen. Voor een slecht voorbeeld geldt dat overigens ook… dat dit krek wordt nagevolgd. Vandaar dat de actie ‘Na-aapje’ van het Voedingscentrum geen gek uitgangspunt is. De campagne wijst ouders op het kopieergedrag van hun kinderen, ook als die nog heel jong zijn. Een zak chips eten voor de buis communiceert de standaard. Kind denkt: zo hoort het. Organisaties als het Voedingscentrum proberen dus de bewustwording van ouders te prikkelen dat hun slechte gedrag door hun kroost wordt nageaapt. Waarom zou je niet het goede voorbeeld geven? Misschien omdat je zelf niet weet wat dat is…
Kinderen apen overigens niet alleen hun ouders na; ze imiteren ook het gedrag van andere kinderen. Waarom struikel je hier over lege zakken, snoepwikkels, blikjes en patatbakjes? Omdat ‘iedereen’ het op de grond gooit. In een Duits zwembad zagen we pubers een voor een met hun rommel naar de afvalbak lopen. Elke jongere deed het; het was blijkbaar de norm die iedereen gedachteloos volgde.
Hier hebben we programma’s, campagnes, sites en games nodig om verkeerd aangeleerd gedrag om te buigen. PRLT Communicatie doet daaraan van harte mee. Het dankt zijn bestaansrecht – deels – aan de scheefgegroeide situatie met ziekmakende uitwassen. Met overgave ontwikkelt het programma’s die een gezond leven promoten, overgewicht helpen voorkómen of gecultiveerde horkerigheid ombuigen in aandacht en respect voor de ander. Niet recht praten wat krom is, maar bevorderen wat beter kan. Oftwel – het oude PR-motto – Be good and tell it!
In andere landen zit het besef om fatsoenlijk of gezond te leven beter verankerd in de cultuur. Kinderen krijgen het spreekwoordelijk met de ‘paplepel’ ingegoten. Als het om eten en drinken gaat, wordt Frankrijk vaak als voorbeeld genoemd. Zelfs van dagelijks eten en drinken wordt een gezellig ritueel gemaakt, van generatie op generatie. Dan is het niet vreemd dat wij ons, bij gebrek aan een duidelijk culinair-cultureel profiel, zorgen maken. Op zich is er niets mis met ons oorspronkelijke, ouderwetse driemaaltijdenstelsel. Maar er zijn niet veel huishoudens meer waar dit wordt gevolgd, met allen rond de dis. In andere landen, zoals Frankrijk, wel en iedereen zit daar met plezier ‘aan’.
Schrijfster Karin Le Billon schreef een boekje met de titel “Franse kinderen eten alles”.
Zij beschrijft de aanvankelijke zorg van de met een Fransman getrouwde moeder van twee dochters, die met haar gezin tijdelijk van Canada naar Frankrijk verhuist. Daar leert zij haar kinderen plezier te krijgen in het eten zoals de Fransen dat doen. Dat blijkt een aantoonbaar blijere kijk te geven op voeding en het effect daarvan op hun gezondheid te bevorderen. Waarom lijken Franse kinderen zo sociaal en coöperatief aan tafel? Omdat zij van iedereen het (goede) voorbeeld krijgen. Hun ouders, broers, zussen, opa’s, oma’s, ooms, tantes, neven, nichten… Maar ook hun klasgenoten, vrienden, vriendinnen, medestudenten… iedereen doet het zo. De hele natie is met voedsel bezig, van de productie, de aankoop en de bereiding tot en met de consumptie. Door kinderen bij al deze fases te betrekken, door de tafel te dekken en met elkaar aan tafel te gaan, zullen zij meer plezier in en waardering voor goede voeding krijgen. Maar we zullen bij de ouders moeten beginnen. Die hoeven niet meteen te gaan kokkerellen als de Fransen, maar van hun plezier in en respect voor voedsel kunnen we heel wat leren.
Waar bemoeit PRLT Communicatie zich mee?
De overheid vindt dat wij zelf verantwoordelijk zijn voor onze gezondheid en welzijn. Daarom trekt de overheid zich terug uit allerlei voorlichtingsprogramma’s. We moeten het zelf maar uitzoeken. Bovendien kunnen de meesten van ons lezen wat er op de verpakkingen van de levensmiddelen staat. Als het aan de minister ligt, wordt de dieetadvisering geschrapt, het Voedingscentrum moet een kwart bezuinigen en de industrie moet succesvolle schoolprogramma’s zoals Smaaklessen maar adopteren. Als dat maar goed gaat. Want het is mede aan de industrie te danken dat wij – en in het bijzonder onze kinderen – zo schrikbarend dik zijn geworden. Als er iets is waar wij behoefte aan hebben, dan is het wel goede, eerlijke, stelselmatige voorlichting over eten. De relatie tussen voeding, gezondheid en gewicht is overduidelijk. Maar zonder kennis en bewustwording bakken we er niks van.
Hoe komt het dat wij zo dik zijn geworden? Iedereen weet dat: we nemen teveel energie tot ons en we verbruiken er te weinig van. Maar… hoe komt het dat we zoveel energie binnen krijgen? Dat komt omdat we geen of weinig tijd besteden aan ons eten. We koken nauwelijks; we warmen samengestelde maaltijden op. Deze gerechten bestaan voor een belangrijk deel uit goedkope grondstoffen: koolhydraten, suikers, vetten en zout. Grondstoffen die lekker vullen en die we – helaas – ook nog ontzettend graag eten. Bij de bereiding van ons voedsel worden onvoorstelbare hoeveelheden suiker gebruikt. Mensen vinden zoet lekker; het is de eerste smaak waarmee we als pasgeborene kennismaken, via de moedermelk. Zoet is lekker, vet is lekker en hartig is lekker. De maaltijden kosten relatief weinig geld, ze zijn snel te bereiden en het hele gezin zit te smullen. Verder zitten we vooral: bij de televisie, achter de computer, in de auto en verbranden we dus te weinig van de ingeslagen energie.
In andere culturen geldt wel doorvoed zijn als statussymbool. Het zijn dezelfde culturen waar de kinderen letterlijk en figuurlijk zoet worden gehouden met snoep of zoete drankjes. Maar de behoefte aan deze verwennerij werkt verslaving in de hand en leidt uiteindelijk, behalve tot overgewicht, tot onvoorstelbare schade aan het gebit.
Hoe doorbreken we het patroon? Hoe voorkomen we dat we ten onder gaan aan ons collectieve overgewicht? De kosten van de zorg zijn nu al nauwelijks op te brengen. Hoe moet dat straks als al die extreem dikke kinderen lijden aan diabetes, hart- en vaatziekten? De overheid zou juist meer moeten investeren in preventie en voorlichting in plaats van zich terug te trekken. Door nu te investeren, voorkomen we dat we straks met een ongeneeslijk zieke samenleving zitten. De oplossing is simpel. Als we voeding leren zien als de basis van onze gezondheid, dan is gezond eten de oplossing. Veel mensen weten alleen niet meer wat gezond eten inhoudt. We worden overvoerd met commerciële boodschappen over lekker eten en drinken. We kunnen de hele dag, overal, calorierijke tussendoortjes scoren. Mensen missen de basiskennis en -vaardigheden om een gezonde, lekkere maaltijd op tafel te zetten. Ze weten niet welke goede keuzes ze kunnen maken en raken in verwarring door de misleidende reclames.
De oplossing dus: terug naar de basis. Bereid je voedsel zelf. Koop pure, eerlijke, verse producten. Het liefst behorend bij het seizoen en zo mogelijk geteeld in je eigen omgeving. Ga eens kijken op de markt, bij de boer of bij de tuinder. Verdiep je eens in hoe producten worden gekweekt en betrek het gezin erbij. Pure producten hebben smaak van zichzelf. Koken is niet moeilijk. Zorg dat je de bereiding ziet als een mooi, leuk en interessant proces waarvan het resultaat direct invloed heeft op je gezondheid en welzijn. Proef wat je bereidt en eet met aandacht. Houd de maaltijd simpel: groente, aardappelen, vlees of vis. Laat kinderen zo vroeg mogelijk mee-eten met de normale, gezonde pot. Creëer geen uitzonderingspositie. Betrek ze bij de samenstelling van het menu. Laat sauzen en toevoegingen om de smaak te versterken of het gerecht op te leuken achterwege.
Waar PRLT Communicatie zich mee bemoeit? We proberen al vijftig jaar het publiek voor te lichten over wat boeren en tuinders doen. We maken en promoten schoolprojecten die gericht zijn op gezonde voeding. In het probleem zien we een mooie reden om te pleiten voor puur voedsel dat zo uit de grond komt en waarmee we onszelf en onze gezondheid een plezier kunnen doen.
Smaak
Communicatie is vaak een kwestie van smaak. Maar smaak is ook een kwestie van communicatie. Dan bedoelen we vooral letterlijk ‘smaak’. Behalve gezondheid, productiewijze en herkomst is smaak een belangrijk thema geworden. Het is een eigenschap waarmee voedingsmiddelen zich van elkaar onderscheiden. Smaak kan een onderscheidend pluspunt zijn. Pieter Harcksen van PRLT Communicatie heeft zich gespecialiseerd in dit thema. Hij was verbonden aan het fijnproeverspanel van het Centrum voor Smaakonderzoek en heeft een lange staat van dienst als proever. Voor de Consumentenbond testte hij levensmiddelen met een expertpanel. Gedurende enkele jaren publiceerde hij daarover in de Consumentengids.