In een lange, drukke winkelstraat zijn enkele bakkerswinkels gevestigd. “Je moet duidelijk maken dat jij de beste bent,” zegt de marketingadviseur tegen één van de bakkers. Zijn gevel krijgt een facelift en op de etalage claimt de ondernemer ’de beste bakker van de stad’. Zijn collega verderop wordt zenuwachtig en beschouwt de positionering van zijn concurrent als een aanval. Na een paar dagen hangt hij een lichtbak op met onder zijn naam ’s lands beste bakker’. De eigenaar van de broodwinkel aan de andere kant van de straat kan niet achterblijven. Hij laat zijn hele zaak restylen en kiest een nieuwe naam en slagzin: ’Wereldbakker’: het beste brood ter wereld.’ De wedloop der superlatieven is losgebarsten. Toch is er nog een kleine lokale bakker die het aandurft in deze drukke winkelstraat tussen zijn concurrenten een nieuwe vestiging te openen. Als op een dag de doeken van de winkelpui worden verwijderd, hangt daar een verrassende gevelreclame: ’De beste bakker van de straat’.
Deze anekdote wijst niet alleen op het belang van gepaste bescheidenheid of de populariteit van de underdog. Noch aan credo’s als ’less is more’ of ’small is beautiful’. Er is een duidelijke trend waarneembaar naar lokaal ondernemen, kortere lijnen tussen producent en consument. Je ziet dat zelfs in de Franse super- en hypermarkten. Boven de afdelingen voor verse waren, zoals groente en fruit en vlees en vis, hangen enorme posters waarop de boeren en tuinders uit de regio met naam en toenaam worden voorgesteld als de producenten. Ook in Nederland zie je dat en portretteert het klantenblad van de super de boeren en tuinders die voor deze winkels produceren. ‘s Lands grootste zuivelmerk organiseert open dagen bij de eigen melkveehouders zodat de klant zelf kan ervaren dat zijn melk uit de naaste omgeving komt. Al het goeie komt van uw eigen koeien… zoiets.
De trend om producten bij primaire producten in de omgeving te halen, is niet nieuw. In het weekend karren talloze kookhobbyisten langs de erven in de omgeving om direct bij boer of tuinder verse waar te kopen. Lokale detaillisten en restaurateurs doen dat trouwens ook. Het fameuze tijdschrift 19NU publiceerde daarover zo’n 20 jaar geleden een reportage. Komen de boeren en tuinders niet meer naar de stad, zoals dat in Frankrijk nog wél gebeurt, dan komt de burger wel naar de boer.
Langzamerhand wordt food FLOSS: Fresh, Local, Organic, Seasonal en Sustainable. We zien het aan hippe concepten zoals urban agricultuur, standslandbouw op daken van gebouwen. Niet dat we daarmee nu de monden van een miljoenenstad kunnen voeden, maar het idee is aardig. Zeker is dat bij de verdergaande urbanisatie, met name in de snelgroeiende economieën, de behoefte aan locale voedselproductie zeer groot is.
Kunnen we dan volledig zonder de grootschalige, intensieve voedselproductie? Het valt voorlopig niet te verwachten. Met de groeiende wereldbevolking neemt ook de behoefte aan meer en beter voedsel toe. Dat geldt niet alleen voor plantaardige producten, maar ook voor dierlijke. Met het stijgen van de welvaart neemt ook de behoefte aan dierlijk eiwit toe. Maar dit logische verlangen zal een enorme aanslag zijn op onze aarde, tenzij we kans zien deze productie duurzaam in te richten.
Nederland, één van de grootste exporteurs van agrarische producten en voedingsmiddelen, speelt in dit proces een belangrijke rol. Behalve producten zal het land steeds meer kennis en complete productieketens gaan exporteren om in de groeiende mondiale voedselbehoefte te helpen voorzien. In de omgeving van de grote steden zullen geïntegreerde voedselcomplexen verrijzen. Korte lijnen, vers, lokaal, duurzaam geproduceerd, seizoensgebonden en zo mogelijk biologisch. Kleinschalig lukt dat al vrij aardig.